zaterdag 6 maart 2010

Sporthart, column over rodelaar Nodar Kumaritashvili

Sporthart

Weken keek ik er al naar uit. De Olympische Winterspelen van Vancouver 2010 zouden vast en zeker een gedenkwaardig plaatsje krijgen in mijn sportliefhebbende geheugen. Legendarische momenten stonden op het punt om zich voor de ogen van de hele wereld te voltrekken. Van die momenten waarbij je de exacte woorden van de diensthebbende commentator na twintig jaar nog kan reproduceren aan je kinderen, zo niet je kleinkinderen. Een kinderlijk gevoel van spanning, in de onderbuik. Niet iedereen begrijpt het, zo’n sporthart.

Twee dagen voor de opening was het. Ik had het complete overzicht van alle wedstrijden met de bijbehorende starttijden uit het AD gescheurd en boven de koelkast gehangen. Zo wist ik precies waar en wanneer er geschiedenis zou worden geschreven. Ik keek naar de trainingswedstrijden van de rodelaars. Een miezerig klein sleetje met twee nog veel kleinere ijzertjes eronder, dat was waar deze gasten hun Olympische droom mee probeerde waar te maken. Een glad pak, zonder enige vorm van protectie, natuurlijk voor de aerodynamica. Ja, alles moet wijken voor de beste prestatie. Alles.

Een 21-jarige Georgiër kwam als drieënveertigste deelnemer omlaag. Het was de allerlaatste kans die de mannen van de ‘Luge’ kregen om ’s werelds snelste ijsbaan in het hoofd te prenten. De laatste training, een krappe twee uur voor de openingsceremonie. Anderhalve minuut lang keek ik bijna ongeïnteresseerd naar het scherm. Nummer drieënveertig had halverwege de baan immers al twaalf honderdste van een seconde achterstand op de eerste, totaal oninteressant dus.

In de laatste bocht heeft die zelfde nummer drieënveertig opeens mijn volledige aandacht. De laatste bocht tijdens de laatste training. De Georgiër, Nodar Kumaritashvili, komt veel te hoog uit. Met de snelheid van een auto op de snelweg raakt hij de controle over zijn sleetje kwijt. De slee glijdt overdwars en de arme Nodar schiet ervan af. Met 140 kilometer per uur komt hij tegen een betonnen paal tot stilstand. Het beeld staat op mijn netvlies gebrand. Totaal onwerkelijk. Een Olympische sporter hoort niet dood te gaan. Al helemaal niet vlak voor de opening van de mooiste wedstrijd uit zijn carrière. Al helemaal niet als hij pas 21 jaar is.

Wat zou er door zijn hoofd gespookt hebben, luttele momenten voor de klap. “Foutje, gelukkig is het maar een training?” of “Ik ben er geweest!”. Was hij bang of niet? Niemand weet het. Als een levensloze pop vloog hij door de lucht. Zo’n pop die je nog kent van de airbagtests van vroeger. Artsen zijn direct ter plaatse. De 21-jarige Nodar wordt gereanimeerd. Hij krijgt een beademingsbuis in zijn keel, maar het mag allemaal niet meer baten. Het sporthart van Nodar stopt in het ziekenhuis met kloppen. Ook mijn sporthart slaat een slag over. Maffe rodelaar. Hij had ook gewoon naar school kunnen gaan en een vak kunnen leren.

Daags na het ongeluk wordt de baan in Vancouver aangepast. De betonnen palen worden afgeschermd en de startplaats wordt een stuk verlaagd. Op die manier knallen de mannen niet met 140 maar ‘slechts’ met 135 kilometer omlaag. Het lichaam van de jonge Georgiër wordt teruggevlogen naar zijn geboorteplaats. Olympus gunt hem een minuutje stilte tijdens de openingsceremonie. Daarna gaat alles gewoon verder. De Spelen wachten op niemand.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten